|
Wat zie je? |
Wat doe je |
Loopt 't |
Loopt 't goed? Probeer dan de alternatieve wisselregel. |
Keeper wisselt direct met de dribbelaar waarvan hij de bal heeft afgepakt. |
|
Het wisselen kan iets beter. |
Aanstellen van een juniorcoach die het wisselen regelt en op de regels let. |
|
Er is weinig ruimte. |
Wijzig 4 matten in 4 keepers en 6 dribbelaars. |
|
Het loopt niet. |
Wisselen bij een lager aantal (bijvoorbeeld 5) verdiende leeuwenstaartjes (dit verhoogt de doorloopsnelheid). |
Lukt 't |
Het is te moeilijk. |
De ruimte tussen de matten groter maken. |
|
|
Een mat weghalen. |
|
|
De keeper moet met zijn buik op de mat blijven. |
|
|
De dribbelaars adviseren rustiger te lopen en de bal aan de voet te houden. |
Leert 't |
Het is te makkelijk. |
De ruimte tussen de matten verkleinen. |
|
|
Dribbelaars moeten dribbelen met hun verkeerde been. |
|
|
Een keeper in het einddoel zetten. |
Leeft 't |
Het is niet uitdagend. |
Vergelijk het teamresultaat: welk team heeft de meeste doelpunten gemaakt? |
|
|
Probeer binnen een bepaalde tijd te spelen: hoe vaakt lukt het oversteken in 2 minuten tijd? Welk team wint? |
|
|
Speel in een afvalrace zonder leeuwenstaartjes. Dribbelaars dribbelen tussen de matten door en proberen te scoren. Als de bal door één van de keepers wordt onderschept, neemt de dribbelaar plaats op de bank. De laatst overgebleven dribbelaar is de winnaar, vervolgens wisselen de teams. |