Poi-poi zwaaien

LeerlijnenJongleren

Media

Klaarzetten

  • 2 poi’s: 2 lange sokken met daarin een tennisbal;
  • 2 markeringsplekken op twee meter afstand van elkaar;
  • Twee kinderen: één draaier en één controleur.

Extra

  • Extra poi’s;
  • Echte poi’s;
  • Pittenzak vastgeknoopt aan een springtouw;
  • Turnlinten;
  • Crêpepapierstroken (in de hand of aan een stok).

Opdracht

  • Pak een poi en zwaai de volgende ’figuren’:
    - tien rondjes voor het lijf;
    - tien rondjes rechts en links van het lijf;
    - tien rondjes boven het hoofd.

Regels

  • De leerling gaat op de markeringsplek staan.
  • Zwaai de vier figuren in de juiste volgorde.
  • De controleur telt mee.
  • Na vier figuren wisselen van functie. 

Tips

  Wat zie je? Wat doe je
Loopt 't Het wachten duurt te lang. Laat beide spelers tegelijk werken.
De poi schiet uit de hand. Maak aan het einde van de sok een knoop. Het kind kan de sok onder de knoop vasthouden.
Het lint draait in de knoop. Gebruik een korter lint.
Maak een lint aan een wasknijper vast.
Lukt 't Het draaien gebeurt te wild. Zwaai kleinere rondjes.
Zwaai met linten.
Het draaien in een vast ritme is lastig. Draai langzamer.
Tel mee.
Houd de elleboog bij het lijf.
Leert 't Het maken van de figuren lukt. Draai van tien keer naar vijf keer en dan naar drie keer.
Zorg voor vloeiende overgangen van het ene figuur naar het volgende figuur.
Draai voor- en achteruit.
Draai met de andere hand.
Zwaai met beide handen tegelijk. Houd in elke hand een poi. Zwaai met twee poi’s tegelijk in dezelfde maat en richting.
Met twee poi’s tegelijk zwaaien lukt. Zwaai in een afwisselende maat: als de één boven is, is de andere poi beneden.
Draai afwisselend met links en rechts.
Leeft 't De uitdaging verdwijnt. Zwaai op de maat van de muziek.
Geef een voorstelling. Geef samen een voorstelling. De leerlingen doen alles precies tegelijk.
Gebruik ander materiaal. Zwaai met gekleurde linten.
Later Maak het moeilijker. Twee leerlingen draaien met een springtouw. De poizwaaiers springen erin.