|
Wat zie je? |
Wat doe je |
Loopt 't |
De kinderen blijven niet op de mat. |
Bied een groter speelveld aan. |
|
|
Leg de regel nogmaals uit. |
|
De ballon gaat stuk. |
Gebruik de ballonzak. |
Lukt 't |
Het kind tikt de ballon te ver weg. |
Probeer zachter te tikken. |
|
|
Probeer onder de ballon te tikken. |
|
Het kind slaat af en toe mis. |
Gebruik een grotere ballon. |
|
|
Blaas de ballon harder op, zodat deze langzamer daalt. |
|
|
Probeer de ballon meer voor de borst te laten raken in plaats van boven het hoofd. |
|
|
Tik met twee handen. |
Leert 't |
Het kind kan tien keer de ballon met één hand hooghouden. |
Pas de opdracht aan: gebruik de andere hand, een vuist, een vinger of het hoofd. |
|
|
Gebruik bij elke tik een ander lichaamsdeel. |
|
|
Draai een rondje, ga zitten en ga weer staan. |
|
|
Speel de ballon tegen de muur heen en weer. |
|
Het kind tikt de ballon rustig omhoog. |
Probeer de ballon hoger/harder te slaan. |
|
|
Houd twee ballonnen tegelijk tikkend hoog. |
|
|
Houd de ballon afwisselend met de linker- en rechterhand in de lucht. |
|
Het kind kan de ballon goed hooghouden. |
Tik de ballon omhoog met: een tennisbal in de hand, een tafeltennisbatje, opgerolde krant, badmintonracket, tennisracket of een squashracket. |
|
Raak in de top van de gouden driehoek. |
Ellebogen in de zij, onderarmen horizontaal en waar de vingertoppen elkaar raken is de top van de gouden driehoek. Hier is onze oog- handcoördinatie en de controle op z’n best. |
Leeft 't |
Het kind is onrustig. |
Geef meer ruimte. |
|
|
Loop een route al tikkend door. |
|
Introduceer een puntenteling. |
Wie haalt het hoogste aantal? |
|
Organiseer een miniwedstrijd. |
Wie kan het snelst de bal tikkend over tien meter verplaatsen? |
|
Bedenk een leuke truc. |
Ga al tikkend zitten en staan. |
|
|
Draai een rondje. |
Later |
Maak het moeilijker. |
De ballon (over een net) naar elkaar overtikken. |